(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (Jd.), van Hebr. parach: uitslag hebben; dus iemand, die om zijn huid-uitslag of hoofd-uitslag gemeden wordt. Vandaar in het algemeen: een akelig, onaangenaam mensch. Ook wel gebruikt van iemand, die zich welgesteld voordoet, doch arm is; door de Amsterdammers gerepliceerd a...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10740
(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (Jd.), van Hebr. parach: uitslag hebben; dus iemand, die om zijn huid-uitslag of hoofd-uitslag gemeden wordt. Vandaar in het algemeen: een akelig, onaangenaam mensch. Ook wel gebruikt van iemand, die zich welgesteld voordoet, doch arm is; door de Amsterdammers gerepliceerd a...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10740
Geen exacte overeenkomst gevonden.